|
De tekening laat goed zien dat de zescilinder in lijn motor ver achter de voorwielen is geplaatst
om een goede gewichtsverdeling te krijgen tussen de voor- en de achterwielen.
De E-type is geconstrueerd met een zelfdragende carrosserie vanaf het schot achter de motor naar achteren.
De hele motorkap, alles tot tien centimeter voor de voorruit, kantelt in een geheel naar voren open en heeft dus geen dragende funtie.
Er is een struktuur van vierkante buizen (rood op de tekening) die fungeert als chassis voor motor, stuursysteem en voorwielen.
Dit buizenframe zit met slechts enkele bouten aan het blik van de kabine vast.
Goed te zien is hoe de constructie van de achteras is ontworpen: de achteras is opgenomen in een aparte kooi (zwart op de tekening),
die met slechts vier bouten aan het zelfdragende achterste deel van de carrosserie is bevestigd.
Niet zo goed te zien is dat de beide aandrijfassen naar elk achterwiel tegelijkertijd functioneren als ophanging van de achterwielen.
Op het eerste gezicht lijkt dit een gewaagd technisch hoogstandje, dat erom vraagt kapot te gaan, maar in de praktijk werkt het zeer goed en gaat zelden kapot,
ook niet in de grotere Jaguar limousines, waar dezelfde achterasconstructie vele tientallen jaren is toegepast.
Dat de schijfremmen achter vlak naast het differentieel zitten en niet opgenomen zijn in de wielen (dit om het "onafgeveerde gewicht" zo laag mogelijk te houden), is niet zo goed te zien.
De voorwielen worden geveerd door torsie staven die in de lengte van de auto lopen. Dit maakt het mogelijk de neus zo laag te maken als hij is. |
|